zondag 5 augustus 2012

De Engelse oostkust


De nacht in bij Inverness
Truitje leuk? Nee tuttig!!
Maandagochtend op Bram’s verjaardag varen wij naar Inverness om daar nog een nachtje door te brengen in de Marina. Er zijn nog een paar voorbereidingen te treffen waaronder het kopen van een kaart van dit stukje Noordzeegebied. Wij hebben wel een overzichtskaart maar met name voor het eerste deel van de tocht zijn wat meer details handig. In de Marina zien wij weer dezelfde boten die wij onderweg ook al tegenkwamen en iedereen is van plan dinsdag te vertrekken omdat de wind dan gunstig is.  Overdag nog even Inverness in voor boodschappen en een trui voor Thea maar de juiste wolsoort in een beetje modieuze trui blijkt niet voorhanden. Dinsdag is er druk overleg via de marifoon met de zeesluis. Iedereen wil weten hoe laat we er uit kunnen en hoeveel stroom tegen we kunnen verwachten. We hoorden dat het hier 6 tot 9 knopen kan stromen maar zien op de stroomtabellen nergens de bevestiging van dit bericht. Uiteindelijk blijkt dat wij pas om vier uur in de middag kunnen worden geschut. Laat voor een volgende bestemming. Voor ons zou dat Buckie worden maar als we om vier uur vertrekken zijn we daar rond twaalf uur in de avond/nacht. We besluiten het open te laten maar bereiden alvast een nachtje doorvaren voor.  Eindelijk is het zover we mogen eruit en wij varen in oostelijke richting op weg naar huis. Thea wordt nog even dik getrakteerd op haar favoriete diersoort want er zijn weer dolfijnen die ons uitzwaaien. De wind is west dus achter en met een uitgeboomde fok en volledig grootzeil varen we een prachtige avond in. Het is duidelijk dat Buckie niet veel toevoegt als we er zo laat zijn en weer vroeg vertrekken dus varen we door. Bestemming Petershead direct om de hoek van dit uitstekende deel van Schotland. Bij het ochtengloren ziet Thea nog een Puffin of Papagaaiduiker met zijn/ haar kenmerkende snuit. Mijn vader reisde in 1982 nog naar St Kilda (West Hybriden) om deze vogel te bewonderen maar wij zien hem hier. Rond een uur of zeven arriveren wij bij Petershead maar we vinden het nog wat vroeg om aan te meren en zetten nog even door naar Aberdeen. Dat blijkt een vergissing. Niet qua timing we zijn er rond een uur of twee maar we lezen dat het een drukke oliehaven is die het afmeren van jachten niet aanmoedigt. Thea kijkt even op de AIS en ziet in het voor jachten bestemde gedeelte alleen boten van over de 100 meter liggen. Er is ook geen water en geen diesel. Geen nood van beide hebben wij nog voldoende, dus melden wij ons via de marifoon. Weet u dat wij geen faciliteiten hebben voor jachten, ja dat weten we. Dan mogen we doorkomen via de fairway boei. In de haven is het een drukte van belang. Veel grote olieschepen maar ook bevoorradings schepen voor de offshore industrie. We worden naar het Albert basin geloodst en treffen daar alleen hele grote zeeschepen en man op de kade met een hard plastic pasje waarop zijn identiteit te lezen is. Die moeten we hebben. We leggen aan bij een vrij pontoon maar de man met het pasje zegt dat deze bedoeld is voor de vissers en verwijst ons naar een plekje tegen een boot die vistochtjes verzorgt. Hij kan nog uitgaan en dan moeten we weer weg. Zo niet dan mogen we tegen de ruwe kade. Dan de visboot maar. Door de consternatie vergeet ik te letten op een enorme stroom die veroorzaakt wordt door een vrachtboot die de boegschroef vol aan heeft staan. Deze veroorzaakt een behoorlijke dwarsstroom en kwakt ons met een klap op de visboot. Resultaat twee kromme scepters. We proberen zo goed en zo kwaad het gaat onze stootwillen er tussen te krijgen maar het is voor dit werk allemaal te miniaturistisch. Op de visboot vinden we gelukkig nog twee hele grote stootwillen met een diameter van ruim een meter, die we even lenen voor het goede doel. De man van het pasje komt nog even 23 pond op halen, heel duur vind hij ook maar we mogen er een week voor liggen in de volle bedrijvigheid van de haven die eigenlijk geen jachten zou moeten toelaten. Overal draaien de scheepsmotoren en stinkt het naar stookolie en uitlaatgas. Aberdeen dat in ons Schotland boekje nog wordt aangeprezen is voor wat het gedeelte waar wij liggen volledig verpest. Oude mooie gebouwen zijn verdrongen door betonnen kolossen die met veel oliegeld midden in het oude centrum zijn gesitueerd. Het is heel erg! Er is ook nog een old Aberdeen en daar lopen wij heen in de hoop nog iets moois te zien wat gelukkig ook zo is. Toch is er als we om vijf uur in de morgen elkaar eens aankijken niets meer dat ons hier kan houden al mochten we een maand gratis liggen. We roepen de haven aan om ons vertrek over een half uur aan te kondigen, maar dat gaat niet het is nu of wachten op een paar binnen komende schepen. Uit ervaring weten we dat dit zo een paar uur kan duren en dus schieten we in de kleren en weg zijn we. Adieu Aberdeen wij houden het voor gezien. Nu we zo vroeg varen besluiten we maar weer een ruk te maken naar Eyemouth, daarmee snijden we een heel stuk af.
 Eyemouth is ook een drukke haven voor vissers dit keer maar verwelkomt het jachten. Dat blijkt niet als ik bij het binnenvaren bijna op een bruut uitvarende visser zou botsen maar het haventje zelf maakt alles goed. Pittoresk in een smalle kom in de bergen met drie zeehonden permanent in de baai. Hier moeten we blijven! Wij hebben al een heleboel mijlen gemaakt! Maar het weer dwingt ons tot een andere keuze het gaat namelijk harder waaien uit de verkeerde hoek. Dus laten Wij Eyemouth na een stevige ochtendwandeling achter ons en varen naar Blyth. De Marina van deze grotere havenplaats is sober maar wel compleet. We lopen de volgende dag naar het zuiden langs de kust die onverwacht mooi is. De industie ligt meer noordelijk van Blyth. De dag erna weer door. Whitby waar veel Toerzeilers op varen heeft voor onze boot te weinig diepgang dus kiezen wij voor Scarborough, bekend van het liedje (Scarborough affair) oa gezongen door Simon en Garfunkel. Wij komen aan om een uur of acht. De havenmeester gaat ons binnenloodsen heeft hij via de marifoon laten weten maar helaas is hij praktisch onverstaanbaar. We weten dat het ondiep is maar we mogen doorkomen. Heel langzaam varen wij het kommetje binnen, met op de achtergrond de onverstaanbaar kakelende havenmeester en voor ons het pontoon met zeilboten. Dan buigt de neus van de Sindoro beleefd naar voren. We zitten vast in de mud. De havenmeester roept of wij hem zien, maar nee dus. Plots verschijnt op een grote vistrawler onze zwaaiende gids. We moeten hier langszij om te wachten op hoog water een uurtje of twee denkt hij. Na tien uur leggen we aan in het uitgebaggerde kommetje en gaan nog even snel het stadje in voor een verdiende pint.
Er is Karaoke en het is weer ouderwets genieten van alle performances die ongegeneerd worden geacteerd. Dik en dun dronken en sober brengen hier hun lied, in bij karaoke passende avondkleding. Wij vallen in ons zeiltenue wat uit de toon maar het deert niet.
De volgende ochtend zien wij het toeristische plaatsje in het volle zonlicht.  Het is erg mooi gelegen op een uitstekende landtong met een kasteel op de top. De havenmeester boekt ons in en vertelt by the way  dat de bril van de WC helaas ontbreekt en er veel gebruikt wordt gemaakt van de toiletruimte, die daarom helaas niet goed schoon te houden is sorry for that! 29 pond per nacht graag.  Scarborough is de haven van waaruit wij de terugreis naar Nederland willen starten. Het is kritisch wanneer dat kan omdat er af en toe net iets teveel wind staat om het leuk te houden. Zo als het er nu naar uitziet zal het donderdagochtend kunnen gaan gebeuren. We varen dan de resterende 220 mijl van vijf uur in de morgen tot vrijdagnacht in een keer naar Scheveningen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten