zaterdag 28 juli 2012

Het Caladonische kanaal

Het is woensdag 18 juli in Corpach en de regen tikt ons wakker uit de slaap. Het zal volgens de weerberichten niet veel beter worden vandaag. Wij overleggen even met de sluismeester en besluiten dan morgen de serie locks in te gaan die hier wordt aangeduid met de staircase. De trap, het lijkt er ook een beetje op deze  brengt ons op het niveau van het volgende loch (Loch Lochy) een meter of 20 hoger. Voor vandaag zijn er geen activiteiten gepland. Naast onze haven loopt de spoorlijn die Fort William verbindt met Mallaig. Mallaig is een plaats van waaruit de veerdiensten de westelijke eilanden bedienen. Er loopt ook nog een stoomtrein over deze rails een soort Medemblik- Hoorn lijntje voor de toeristen. Om een uur of één stappen we in de dieseltrein trein. De trein is afgeladen vol.  Op de stoelen staat welke plaatsen gereserveerd zijn. Als we rondkijken zien we alleen bejaarden. Er is kennelijk een bejaardenhuis op vakantie. Compleet met geriatrische hulpmiddelen in het gangpad. Wij passen naadloos in de groep, omdat we nog moeizaam lopen van de spierpijn na  onze beklimming van de Ben Nevis. 
De bejaardentrein naar Mallaig
De trein rijdt door een sprookjesachtig landschap. Kennelijk ook langs de scene waar de Harry Potter film is opgenomen. De conducteur roept wat en de trein gaat langzamer rijden. Plotseling verschijnen er camera’s in bruin lederen etuis, maar ook moderne pocket camera’s met een anti bibberfunctie en dat is hier wel nodig. De zijde van de trein waar het decor passeert blijft keurig zitten maar de ander kant komt langzaam uit de stoelen en hangt met de camera in de aanslag voor de ruitjes om alles goed vast te leggen. Mallaig zelf valt ons wat tegen. 10 winkeltjes en een grote Ferry terminal dat is het. Snel weer terug voor nog zo’n betoverend reisje. De volgende dag is het droog als we alle sluizen passeren en tegen de avond komen we aan bij het begin van Loch Lochy. Het is hier echt mooi dus blijven we een nachtje liggen, met helder zicht op de noord-hellingen van de Ben Nevis. Fort Augustus is de volgende bestemming ongeveer halverwege het Caladonische traject. Het is een klein provincieplaatsje met veel toeristische winkeltjes. We kopen er een Monster voor de winnaar van de tweede prijsvraag en liggen er een nachtje extra over om de live Music the Royal Britisch Legion mee te maken. 
The royal Bitisch legion
de "Staircase"
Het blijkt vooral een leuk schouwspel. De muzikant is matig maar speelt wel zonder pauze van 10 tot 12. Er zijn veel jonge schaars geklede meiden (wat hier in het Engelse uitgaansleven overigens normaal is) en er staan wat puberjongens, die nog niet tot de kroeg worden toegelaten buiten om een glimp van het schoon op te vangen. Af en toe gaat er een van de meiden naar buiten en krijgen ze een trekje van een sigaret. De sfeer is hyper er wordt wat gedanst en veel gedronken. De muzikant wordt omringt door aan hem plukkende puber meiden maar speelt onverstoord zijn jaren 70 liedjes door. Om 12 uur gaan wij maar weer eens bootwaarts. Morgen is het weer vroeg dag dan gaan we Loch Ness doorvaren. Het feest is hier echter nog lang niet uitgedoofd. Om acht uur is de schutting door het eerste lock. We zijn met drie boten een Zweed een Noor en wij. Het is goed aan het waaien ik schat een 6, 7 Beaufort en daarom leg ik maar vast een dubbel rif in het grootzeil. De wind is zuid west en komt van achter. De Noor heeft veel meer zeil staan en de Zweed heeft één rif en een uitgeboomde genua.
Monster?
Al snel blijkt dat het een steviger windje is dan voorspeld, we surfen af en toe met 10,5 knopen over de opgebouwde golven. Het veld van de drie boten blijft goed bij elkaar en ondanks het feit dat wij het minste zeil voeren blijven we prima bij.  Het is hier op sommige plaatsen meer dan 200 meter diep en ik wil dat graag vastleggen op een foto. 
Als de dieptemeter 175 meter aangeeft pakt Thea het fototoestel, maar dan staat er plotseling nog maar 2,5 meter; de diepte waarop de alarmbellen gaan rinkelen, nog 70 centimeter en we lopen vast met deze wind en golven geen pretje. Volgens de kaart is het hier echt 200 meter diep en dus moet er iets anders aan de hand zijn*. Zwemt of drijft er iets onder de boot? Dit is loch Ness.  Thea grijpt resoluut naar het mes, maar bedenkt zich en gaat zingen waarna de dieptemeter weer 175 meter aangeeft.  Aan het eind van het meer moeten we het zeil strijken, dat is met deze wind en golven geen sinecure maar het lukt ons goed en zo moteren we het laatste stukje in het kanaaltje dat ons naar het volgende loch leidt. Nu zoeken naar een aanlegplek,  daarbij is veel wind altijd een extra handicap, zeker als er van achter een grote rondvaartboot verschijnt die er langs wil varen maar geen ruimte heeft. In een langzaam opgebouwde frequentie begint de stuurman van de boot te toeteren. Helaas wij hebben geen duikboot, hij moet dus even wachten. Het loopt net goed af omdat wij in een vrij plekje voor de sluis kunnen aanleggen. Bij het passeren tref ik de blik van de stuurman die spreekt boekdelen. 

Genoeg wind** voor vandaag de Zweed en de Noor varen door maar wij blijven lekker hangen in dit gehucht dat Dochgarroch heet. We lopen ’s-middags in een uurtje of twee naar Inverness en eten ’s-avonds in het plaatselijk “Oakwood” restaurant dat ik iedereen kan aanraden. www.oakwood-restaurant.com.
Nu zijn we toe aan het staartje van het kanaal. Morgen varen we door naar Inverness om ons voor te bereiden op de zeereis van 500 mijl (900 kilometer) naar huis. Meer daarover in het volgende blog.


*( De handleiding van Raymarine geeft aan dat de diepte kan worden gemeten tot maximaal 180 meter)

** ( De krant van maandag 23 juli geeft aan dat er een storm heeft gewoed in noord Schotland er is 100 mph per uur gemeten en dat is gelijk aan windkracht 9. 

zaterdag 21 juli 2012

Ben Nevis (1344m) en Loch Ness


Haventje van Tobermory

Als we aankomen in Tobermory op het eiland Mull worden we begroet door een lief Nederlands meisje van een jaar of acht. Jullie zijn de eerste Nederlanders die ik zie in Schotland, zegt ze. Ze wil graag een praatje maken maar de boot van haar ouders staat op het punt van vertrek het blijft dus bij zwaaien en het oer Brabantse Doeiiiiiiiiii. 
Het eiland Mull heeft prachtige hoge bergen. Het is een eiland in de Schotse Hooglanden en we willen er graag een verkennend tochtje maken. Voor de bus is het al te laat na een uur of zeven is het hier gebeurd met het openbaar vervoer. Een auto huren wordt ook moeilijk want als wij het met de garagehouder eens zijn geworden over de prijs blijkt het vehikel pas maandag beschikbaar en dan zijn wij al weer weg. Tobermory zelf is een kleurrijk plaatsje, er zijn nogal wat toeristische winkeltjes en natuurlijk de prachtige bolders in de haven (zie foto vorige blog). Welke zeeman wil daar zijn bootje niet aan vastknopen? Toch hebben wij het na een dag wel gezien. De weersvoorspellingen zijn slecht, harde regen en wind en wat moeten we hier dan nog? Dus vertrekken wij in de middag voor een bestemming een mijltje of 25 verder. We hebben op de kaart een klein eilandje gevonden waarachter we kunnen ankeren. De wind blaast hard schuin van achteren (bakstagwind) en geeft ons een goede snelheid. De regen valt met dikke druppels omlaag. Met goede zeilpakken maakt dat niet zoveel uit maar het is tegelijkertijd erg koud. Dus houden we het na een goede 10 mijl voor gezien en duiken het loch in waar we op de heenweg ook ankerde. We zoeken onze ankerplek op maar die is in gebruik. Een eindje verderop krabt het anker, weer ankerop voor een nieuwe poging. Dan verschillen we van mening over de afstand die we nog over hebben ten opzichte van andere geankerde schepen, weer ankerop. Naar een andere kant van het loch. Daar liggen we net, als de dieptemeter nog 2 meter aangeeft. Het is nu hoog water dus weer ankerop.
We hoopten op warme thee en een boek maar dit lijkt er niet erg op. Tenslotte liggen wij tussen andere schepen geankerd eigenlijk iets te dichtbij maar het anker houdt goed en wij hebben er echt genoeg van.
Uitgeboomde fok windje achter
Na een heerlijke rustige nacht, varen we vroeg uit richting het Caledonisch kanaal. Het is droog en de wind is helemaal weg en dus moteren wij langs de schitterde kust van het vaste land. In de middag komt de wind terug en is nu helemaal achter. Het water is rustig en zo varen wij met een uitgeboomd voorzeil aan bakboord en het grootzeil aan stuurboord in alle stilte langs dit mooie landschap en….. de zon schijnt op ons bolletje. Na de passage van de sluis liggen we in een soort kommetje aan de kade. Ford William is vanaf de entree van het kanaal nog een kwartier met de bus en die nemen we snel om nog even informatie in te winnen over de Ben Nevis (1344m). Morgen willen wij die gaan beklimmen. In het  visitors center staat het bol van de waarschuwingen. Het is koud, glad het kan regenen, sneeuwen, en misten. Je moet hier goede schoenen dragen een kaart hebben een GPS handschoenen etc. Snel weer weg dus anders bedenken we ons nog. Nu naar het stadje zelf Ford William. Hier opent zich een nieuwe wereld, die van de wandelaars. Niets geen rode en gele zeilpakken van Helly Hansen, Musto en Henry Lloyd, hier domineren merken als Peak performance, Meindl en Jack Wolfskin. Er is ook een soort catwalk in de hoofdstraat van het stadje, want alhoewel de berg zelf hier nog zeker 7 kilometer vandaan ligt lopen hier mensen te flaneren met de meest perfecte uitrustingen. Afritsbare Gore-Tex broeken rugzakken met veel bandjes en als het even kan een fles met slang om zo vanuit je rugzak te kunnen drinken. Natuurlijk zijn er ook veel hoofddeksels te zien en stokken al dan niet uitschuifbaar. Er loopt zelfs een man met gekleurde klimlijnen aan zijn rugzak. Genieten dus vanaf een bankje met een lekker ijsje in de hand! Morgen gaan we zelf!
Gebaande paden op de Ben Nevis
De dame van het visitors centum raadt ons aan altijd de kaart te kopen voor als je verdwaald. Ik twijfel want het is volgens mij een niet te missen pad maar zwicht uiteindelijk voor die 3 pond en koop de kaart.  Dan gaan we lopen, het is nog vroeg, net voor negen uur als we in een soort avondvierdaagse met tientallen mensen in een rij de berg oplopen. Hoezo verdwalen, dat is hier godsonmogelijk er loopt een zeker twee meter breed pad de berg op. En voor en achter je zijn andere klimmers. Na een poosje dunt het veld wat uit. Elke keer als ik naar boven opkijk om het pad te volgen zie ik benen van andere lopers. Mooie, gespierde, behaarde, dunne en dikke, lang of kort gebroekte benen. Even later meen ik ook een corelatie te zien tussen de grootte van de rugzak en de omvang van de bips van de drager. Voor ik het wetenschappelijk bewijs heb kunnen leveren geeft Thea aan het een abjecte studie te vinden en leidt me af door mij te wijzen op de kleine vrouwenmantel, die hier in het wild groeit en de wilde thijm met zijn typische blauwpaarse bloemen, daar is zelfs een orchidee! Thea weet heel veel van bloemen en kan de meeste benoemen in het Nederlands en Latijn.
We lopen inmiddels een uur of drie uur en moeten er nog een uur tot de top en daarna drie uur afdalen. Tot nu toe hadden wij een prachtig uitzicht over de lochs en bergen maar er schuiven flarden mist over de toppen en even later is alle zicht verdwenen. Het wordt nu ook zwaarder lopen maar uiteindelijk is daar het begeerde torentje van de top. Foto maken en weer terug.  Dat valt nog goed tegen zeker als het halverwege gaat regenen en glad wordt. Licht gebroken stappen wij bij het visitors center in een taxi die ons afzet bij de boot.
De top 1344 meter
Daar is opnieuw spanning nu voor het vervolg van de reis. Het Caledonisch kanaal voert namelijk door loch Ness en dat is reuze gevaarlijk vanwege het monster. Nessie werd voor het eerst gesignaleerd door St Columba in de zesde eeuw. Moderne sonartechnieken hebben raadselachtige resultaten opgeleverd. Het is dus niet zo dat het monster niet bestaat. Voor een goede voorbereiding doen wij opnieuw beroep op onze lezers weer in de vorm van een prijsvraag. Dit keer dagen wij jullie uit een limerick te maken over Loch Ness. Uiteraard worden de inzendingen weer beoordeeld door onze onafhankelijke jury. Geen haast want kunst moet tijd hebben. Wij ontvangen de inzendingen graag voor 1 augustus, zodat in het laatste blog van de reis de eervolle vermelding kan plaatsvinden van de winnaar of winnares.

zondag 15 juli 2012

Het Crinan Canel


De vijf dagen en nachten met onze kinderen/ kleinkinderen aan boord schieten voorbij en het is dus veel te snel maandag als de gekleurde koffertjes weer worden ingepakt voor de terugreis. We maken de boot weer vaarklaar en gaan lekker eten in het restaurant van de Marina. ‘s-Morgens nog even tanken en dan naar Ardrishaig waar het Crinan Canal begint. Het motregent als we wegvaren uit Largs maar het weer wordt snel beter. We beginnen zo langzamerhand enkele contouren van bergen en bergruggen te herkennen. In de verte ligt Arran met Holy Island en aan stuurboord de entree van de Kyle’s of Bute. Dan komt er een patrouilleboot met geüniformeerde mannen langszij. You are in a protected area roept de man in accentloos schots; waardoor wij hem niet verstaan. Hij besluit daarop zijn stem te verheffen en roept nog steeds onverstaanbaar maar harder het zelfde. Dan schakelt hij over op Engels en begrijpen wij dat wij hier niet mogen varen. Niets te vinden op de kaart maar of we willen wegwezen in de richting van zijn streng uitgestoken wijsvinger. Dit advies volgen wij natuurlijk op en zo  komen wij ongeschonden aan bij het eerste lock van het kanaaltje.
Genoeg stootwillen zou je denken
Onderweg zijn wij al vaak gewaarschuwd voor de sluizen in het Crinan Canal. Het is hard werken daar en heeft u het al eens eerder gedaan? Wij wel, sluizen kennen wij uit Nederland vertel ons niets! Maar ja, in Nederland hebben ze de sluizen sinds 1850 een paar keer gerenoveerd maar hier niet. Zo’n sluis hier is een plaatje voor een foto maar een regelrechte ramp voor de schippers. Er zijn (voor de zeilers onderons) bijvoorbeeld geen klampen in de sluis. Alleen bovenop de kade een paar ringen. Niets geen lijntje gooien en klaar is Kees maar een ingewikkeld systeem van lijnen met oog aangeven aan de gestreste sluismeester.  Dan komt het, “Zijn jullie er klaar voor?” roept de sluismeester en draait de benedendeuren van de sluis met de hand open. Een ware waterval stoomt de sluis in, de schepen gaan van links naar rechts. Lijnen houden beperkt omdat die helemaal van boven komen en dus het schip niet goed tegen de kade houden. Wij zagen een Bavaria met wel tien stootwillen aan iedere zijde, leuk voor een fotootje, maar de volgende sluis waren wij zelf ook in vol ornaat met alle stootwillen die we beschikbaar hadden precent. Het kanaal zelf is smal en idyllisch, talloze doorkijkjes, mooie oude huizen de suizen zelf zijn dus uit 1850 met grote bomen aan de deuren die werken als een hefboom. Alles handmatig bediend. Het zijn er 14 en gelukkig varen we met twee andere boten die een week tevoren hulp hebben aangevraagd, waardoor wij niet alle sluizen zelf te hoeven te bedienen. Het eerste lock doen wij de middag dat we aankomen het tweede om ‘-morgens om 9.00 uur en dan de hele dag door. Wij komen uiteindelijk in Crinan om een uur of vier. Daar liggen wij  in een soort kommetje en kijken uit over de westelijke eilanden en de Schotse Highlands. Het is moeilijk hier superlatieven te vermijden, het is echt heel erg mooi. Het weer is ons goedgezind er is zon en het waait niet te hard. In het kommetje liggen nog meer boten waaronder een luxe motorjacht met de  bijzondere naam “Sorry kids”,de erfenis is dus aan de boot besteed. Er ligt ook nog een kits getuigde schoener waarover zo meer.
Leuke naam?
De volgende dag naar gaan we naar Oban, in Largs had ik al een nieuwe kaart gekocht van het gebied waar we gaan varen. Het zag er zo op het eerste gezicht wel ingewikkeld uit. Maar nu de kaart zo voor mij ligt wij met alle Pilots de route planning maken krijg ik toch een beetje stress. In de gulf of Corryvreckan is het 100 meter diep en staat op de bodem van die diepte een bergje van 29 meter hoog. Het stroomt er een knoop of acht om dat bergje en voor je het weet draai je een rondje. We beginnen met een doorgang die Dorus Mor heet. Dat betekent grote deur in het Gaelic dialect daar stroomt het ook weer behoorlijk. Het weer is gelukkig goed maar Thea ziet dat ik nog niet happy ben met de voorbereiding en adviseert me het echtpaar waarmee we in de sluizen hebben opgetrokken te raadplegen, zij hadden het al een paar keer eerder gedaan. Dat lucht op, ik werd direct heel vriendelijk ontvangen aan boord een paar aanwijzingen en een prachtige pilot die ik zelf niet had aangeschaft. Ik mag deze vanavond lezen. Nu zie ik nog meer ellende maar gelukkig gefotografeerd met windkracht 7 en dat hebben wij morgen niet. Het wemelt in dit gebied van de mini eilandjes en rotsen soms boven water soms er net er onder. Het boek is gelukkig heel instructief en geeft het ons voldoende vertrouwen om eraan te beginnen.
Mooi uitzicht op Mull
Om negen uur draait het laatste lock. De schipper van de schoener vraagt of hij eerst en alleen door het lock mag want hij heeft haast, namelijk een afspraak om uit het water te worden gelicht. Maar ja wij moeten de stroom hebben bij “de grote deur” dus ik ben niet enthousiast. Boos wendt hij zich af. Een kwartier later liggen wij samen in de sluis, hij is zo opgewonden over zijn afspraak dat hij vergeet de lijn te vieren als het water in de sluis zakt. Met een groot mes kapt hij de lijn waarna het schip met een plons weer naast ons ligt gelukkig geen schade! Wij zeggen niets onvriendelijks het is al erg genoeg dat hij de afspraak mist. Dan gaan de deuren naar zee open en varen wij naar het eerste waypoint. Voor ons ligt Corryvreckan rechts Dorus Mor maar het is vredig er staat bijna geen wind en zo is het varen hier een eitje. Het is wel weer van een onbeschrijfelijke pracht, mogelijk door het weer, of door de wegvallende stress genieten we volop van deze traktatie van schoonheid. De aankomst in Oban Marina is feitelijk aan de overkant van de stad op het eiland Kerrera. Er gaat een gratis pondje naar de stad. Wij bezoeken er direct de bekende stokerij en genieten van een prachtig provincieplaatsje.
Ooit zo'n mooie bolder gezien?
Aan het eind van de volgende dag varen we richting het eiland Mull. Halverwege zet de wind op en kiezen we voor een loch aan de vastelandzijde van de sound of Mull, Loch Aline hier gooien wij een ankertje uit. We genieten opnieuw van een mooi uitzicht op het eiland Mull en de rust vaan het loch. Zaterdag varen wij door naar Tobermory op Mull, waar ik dit blog nu schrijf. Ook weer bijzonder meer in het volgend blog!

zaterdag 7 juli 2012

De krabbenrace


Rothesay heeft 4500 inwoners en op het eiland Bute wonen totaal 7000 mensen, meer dus dan het 3,5 keer grotere Arran aan de overzijde, horen wij van onze buschauffeur annex reisleider Paul. Hij heeft plezier in zijn werk en leidt ons in zijn half open dubbeldekker rond het eiland. Hij staat stil bij elke koe en geit en weet er een leuk verhaaltje over te vertellen. Deze Lama heet Obama Lama en die daar Dalai Lama, de bus ligt dubbel en Paul vraagt ondanks dit succes of, als wij zijn grapjes leuk vinden, we even met onze voeten op de vloer boven zijn hoofd willen stampen. Alle ingrediënten voor een geslaagd schoolreisje zijn aanwezig.  Het eilandje is prachtig er staan opnieuw kastelen van huizen aan het water waar al die mensen werken blijft een vraagteken maar ze wonen als edellieden in de vorige eeuw.
Prachtige huizen langs de lochs
 ’s-Avonds moet het gaan gebeuren er is live Music in de golfersbar aan de overzijde van de haven van 8 til late, staat er in krijt geschreven op een houten opklapbord voor het café. Om half tien blijken wij de eerste gasten. De rest arriveert tussen half elf en twaalf uur. Naïef nemen we plaats op het bankje voor de band, maar als die gaat spelen trilt het trommelvlies direct groot alarm. De band speelt overigens fabuleus. Het nummer van Garry Rafferty Baker street is niet van de originele versie te onderscheiden. Op zijn oude dof koperen saxofoon brengt de muzikant de rillingen op je huid. Alleen de achtergrond vocals ontbreken. Als de bar vol stroomt gaat er een ouder echtpaar naast ons zitten. De vrouw heeft zodanig overgewicht dat ze moeilijk loopt en nog net op tijd in de stoel naast mij kan glijden, haar man is dunner maar heeft hevige pijnen blijkt uit zijn gezichtsuitdrukkingen. De brede ketting om de hals van de vrouw trekt de aandacht. Smal in de nek en breed uitlopend naar het decolleté dat alle ruimte biedt. De ketting is getatoeëerd. Manlief heeft  ook een paar tatoes op zijn armen. Als er een paar drankjes zijn gepasseerd gaat het stel helemaal los. Handjes in de lucht en swingend op de stoel, tot ze het niet meer houden en zich op de dansvloer voegen. Twee dansjes kunnen ze maken op een avond zegt de man, meer laat de gezondheid niet toe. Het is afzichtelijk maar aandoenlijk tegelijk ze zijn verliefd als bakvissen in een smalle kom. Hoewel het plan was voor twaalf uur weer terug te zijn op de boot wordt het toch wat later. Thea blijkt in trek bij de Engelsmannen want wordt vaak gevraagd voor een dansje. Ik blijf daarentegen als muurbloem achter zonder dat ik daar deze keer onder lijdt.
De volgende dag blijkt volgens de weerberichten zonnig te beginnen aan het eind van de middag en dus lopen wij nog even een stukje langs de geschiedenis die buschauffeur Paul ons gister heeft verteld. Een oud victoriaans badhuis, een hotel waar ze het eerst elektrisch licht hadden en de mitches (kleine muskieten) wier naam ze hier gebruikten voor tweemans onderzeeërs. De basis ligt hier en het oefenterrein zijn de diepe wateren van de Lochs. Daar varen we doorheen als we vertrekken naar Loch Goil. Een bijna 100 meter diep uitgestekt loch (loch Long) leidt ons naar de aftakking van dit loch. Heel apart om zo tussen de bergen te varen. Stel je de Alpen voor en laat ze tot ongeveer de helft vol lopen met water, daar varen wij nu. Het is overweldigend. Aan het begin van de avond bereiken wij het eind van het loch, de bergketen sluit hier. We vinden er een visitors mooring, er heerst rust en vredigheid. tot er twee zeehonden hun kop achter de boot boven water steken. Thea begint, zoals ze gewend is bij de dolfijnen direct te zingen, maar daar moeten deze beestjes niets van hebben. Resoluut duiken ze onder om niet weer boven te komen.
Woensdag gebruiken wij om de boot Boaz Proof te maken alle scherpe dingen en zware voorwerpen worden gezekerd om te voorkomen dat er ongelukken gebeuren met onze kleine avonturier. Woensdag komen de kinderen met gekleurde koffertjes aan boord. Het weerzien is natuurlijk heerlijk en als vader en moeder ’s-Avond laat naar hun Hotel zijn vertrokken en er zes kleine schoentjes onder de kaartentafel staan voelen wij ons rijk en gelukkig. Donderdag naar de speeltuin en het dorpje verkennen, vrijdag een tochtje met zijn zevenen in de huurauto door het achterland. Vrijdagavond is het prachtig weer en dus de hoogste tijd voor de krabbenrace. Opa en Bram staan te vangen de kinderen kijken toe. Als de emmer drie behoorlijke krabben bevat steekt Boaz en zonder blikken of blozen zijn hand in terwijl de meiden gillend over de steiger rennen. Zaterdag naar het Vikingmuseum en na al dit culturele bagage nog even naar het ballenbad. Op de steiger wordt ik aangesproken door collega zeilers die verschillende suggesties hebben voor attracties die wij kunnen doen met onze kinderen. Wij verzwijgen uit pure ijdelheid dat er nog een hele generatie tussen zit.

zondag 1 juli 2012

Schotse eilanden


Sindoro aan de mooring bij Lambach
Niemand weet precies hoeveel eilanden Schotland telt schrijft Hamisch Haswell-Smith in zijn bestseller over de Schotse eilanden. Het moeten er duizenden zijn en dat dwingt tot keuzes. Want alhoewel wij een zee van tijd denken te hebben vliegt deze ook voorbij en alles wat we hier zien is adembenemend mooi, ruig ongeschonden natuurlijk. Daarom hebben wij in het dagelijks scheepsberaad op de Sindoro besloten een paar eilanden echt goed te bekijken en de rest niet of een andere keer. Veel van de oorspronkelijke plannen laten we voorbijgaan omdat we anders te vluchtige passanten worden niets echt hebben gezien. Na vertrek uit Kintyre varen we met een dubbel rif met achteerlijke wind naar Arran. Een prachtige zeiltochtje iets te veel gereefd maar daardoor wel lekker rustig varen. Wij houden niet zo van achterlijke winden vanwege de permanente dreiging van een gijp. Nu varen we vredig een knoop of 5 – 6 heerlijk. De kust van Arran, het eiland met de hoogste toppen (874m), is al van veraf te zien. Groot en donker doemen de bergen uit zee op. Onder het eiland ligt het kleine eilandje Pladda waar we niet tussendoor durven vanwege de beperkte diepte tussen het land en het eiland. Onder Pladda zijn overfalls zodat wij Arran’s zuidoostkust op ruime afstand ronden. Arran willen we goed bekijken en we plannen er een dag of drie voor. Aan de zuidoostkant van het eiland ligt Lamlach in een loch afgeschermd door weer een klein eilandje, Holy Island (314m). Dit eilandje sluit het loch gedeeltelijk af en biedt daardoor een prachtige natuurlijke bescherming voor oostelijke wind. Wij vinden een mooring en knopen vast. Het is een mooie avond zodat wij buiten in de kuip kunnen eten, na het eten kriebelt het eiland, ik wil er naartoe om eens te kijken.  Het bijbootje (dinghy) wordt opgeblazen en ik vertrek met ronkende buitenboordmotor en schuimend hekspoor naar het Holy eiland. Een mijltje varen. Er is een aanlegsteiger waar ik de dinghy kan achterlaten. Er wapperen Tibetaanse gebedsvlaggen op het eiland en er staan boeddhistische beelden in een halve kring opgesteld. Het blijkt een eiland te zijn waar Boeddhisten wonen en werken er worden workshops gegeven en er is een prachtige groentetuin.  Twee vriendelijke dames heten mij welkom, en ja er mag op het eiland worden gewandeld en we kunnen morgen gratis een kopje thee krijgen in het boothuis. Genoeg nieuwsgaring om terug te varen naar het moederschip om de informatie te delen. Thea is in voor de het plan om een wandeling op het eiland te maken en thee te drinken. De volgende dag maken wij de wandeling naar de top van 314 meter en wij begrijpen wat Ronald Naar heeft moeten voelen op de Himalaya, toegegeven er zit enig verschil in hoogte maar het uitzicht is na de inspanning van de klim een ware beloning. Het was stijl en soms glad en daarom voelt het nemen van deze top als een overwinning. 
De top bereikt Holy Island
De terugweg voert langs twee kleine vuurtorens en een paar boeddhistische nederzettingen naar het hoofdgebouw waar we thee drinken. Terug naar de boot voor een boterham en daarna los voor de volgende baai Brodick bay. Een iets ruimere baai met een fraai uitzicht op een berg de Goatfell (874m), die willen we wel beklimmen. Als we ’s-avonds  in de kuip plannen maken zie ik plotseling een geweldig dikke kwal naderen. De diameter is een centimeter of 50 maar met zijn tentakels zit hij of zij minsten op anderhalve meter. Het is ook nog een nare prikker lees ik op internet (Lion’s Mane). Gelukkig nodigt de watertemperatuur 16,5 graden, niet uit tot zwemmen, want zo’n huge beest aan of in je zwembroek, als je deze al zou dragen kan mij op voorhand al uit de slaap houden. 
Lion's Mane
Het is inmiddels al weer dinsdag wij blijven in de buurt omdat Thea’s moeder vandaag een behandeling in het ziekenhuis ondergaat en Wietske ons hierover telefonisch op de hoogte houdt. Dus maken een tochtje met de bus om het eiland en bezoeken de prachtige aangelegde kasteeltuin. Weer een dag met een gouden randje zou Oma zeggen, voor wie de behandeling ook prima is verlopen.
Laat in de avond vertrekken wij in een korte mistvrije periode naar Lochranza in het noordwestelijke puntje van Arran. Wij zijn er al langs geweest met de bus en hebben gezien dat er moorings liggen en er een pontoon is waar wij mogelijk water kunnen nemen. Het is een prachtige avond, wij ontmoeten een vriendelijke zeehond en verder heerst er rust. Omdat het hier erg diep is kunnen wij vlak langs de kust varen. De mystieke verlatenheid wordt benadrukt door dichte mistvlagen die alle zicht ontnemen. De radar staat aan en de AIS dat geeft een veilig gevoel. We zien alleen een paar kleine vissers op ruime afstand passeren. Af en toe trekt de sluier op en mogen wij even kijken naar de hoge bergen die even in de volle zon liggen.  Als we om half tien de mooring bereiken hebben wij een prachtige avond gehad. De volgende dag toeren wij met de bus over het eiland. Het regent soms, maar na de lunch wagen wij het een stukje te wandelen naar het volgende plaatsje. Tien minuten voor de bus arriveert barst de bui los zodat wij weer een uur in de bus moeten zitten om op te drogen, echt geen straf want het is opnieuw erg mooi buiten ondanks alle nattigheid.
Dan is het al weer vrijdag en de voorspellingen zijn matig. Veel wind en regen. In een venster met minder wind en regen vertrekken wij naar Bute een nieuw (voor ons dan) eilandje. De tocht er naartoe is fantastisch. We varen een soort trechter in of loch en hebben nu aan twee kanten bergen. Er staan prachtige huizen langs de kant en groene grasvelden en er zijn onontgonnen steile stukken bij. Ook nog een ondiepe passage tussen eilandjes en rotsen waar Thea ons behendig langs manoeuvreert. Een uur voor aankomst is het venster voorbij en barsten regen en wind er op los. De beloning is het mooie beschutte haventje Rothesay. Dit dorpje gaan wij vanavond onveilig maken. Meer erover in het volgende blog!